Burgerweeshuis, architect Aldo van Eyck, Amsterdam (1961) © Violette Cornelius
Ze waren er wel, maar kregen niet het podium dat ze verdienen.
‘Willen jullie mij een brief sturen over alles wat goed gaat in het museum en wat nog beter kan?’ Die vraag stelde ik alle medewerkers van het Nederlands Fotomuseum, toen ik in 2018 begon als directeur. Op basis van wat zij schreven voerden we vervolgens gesprekken. Opvallend vaak kwam daarbij de naam Violette Cornelius voorbij. Een onbevreesde fotograaf die in de Tweede Wereldoorlog deel uitmaakte van de verzetsgroep de Ondergedoken Camera en daarna de wereld over reisde. Samen met haar collega Ata Kandó reisde ze – verkleed als verpleegkundige – in 1956 naar Hongarije om de vluchtelingen na de Russische inval te fotograferen. Mannelijke collega’s Cas Oorthuys en Ed van der Elsken hadden bedankt, want te gevaarlijk. Zij niet.
Bovenal was Violette Cornelius architectuurfotograaf. Ze fotografeerde bijvoorbeeld in 1961 het Burgerweeshuis van architect Aldo van Eyck in Amsterdam, op een manier die de menselijke maat goed zichtbaar maakt. In 2003 kwam haar archief bij het Nederlands Fotomuseum.
Violette Cornelius was een begaafd fotograaf. En toch – nooit wordt ze eens genoemd in het rijtje architectuurfotografen uit de twintigste eeuw. Dat gaat binnenkort veranderen, want onze conservator Loes van Harrevelt bereidt na jarenlang onderzoek een tentoonstelling voor met het werk van Violette Cornelius. Zodat iedereen volgend jaar kan zien wat een bijzondere foto’s zij maakte – van gearmde Touareg-vrouwen in Mali tot (mijn lievelingsfoto van haar) een minimalistisch bord met ei – een studieopdracht die ze maakte tijdens haar opleiding op de Nieuwe Kunstschool in 1938.
Wat voor fotografie geldt, gaat zeker ook op voor architectuur. Vrouwen zijn er wel, maar erkenning, ho maar. Ook daarin komt schoorvoetend verandering. In 2014 was Donna van Milligen Bielke de eerste vrouwelijke architect in meer dan 100 jaar (!) die de Prix de Rome Architectuur won, met haar ontwerpplan Cabinet of Curiosities voor de herinrichting van de Hoogstraat in Rotterdam.
En nog een wapenfeit: begin deze maand verscheen Gebouwen door Vrouwen, met vijftig gebouwen in Rotterdam gemaakt door een vrouw. Van Ellen van Loon die de Rotterdam ontwierp, tot Riek Bakker, de bedenker van de Kop van Zuid. Samensteller Sofie van Brunschot zei bij de presentatie dat ze met gemak meer dan vijftig vrouwelijke architecten had kunnen vinden.

In het boek prijkt ook pakhuis Santos, dat is verbouwd naar een ontwerp van architecten Karin Renner en Karin Wolf. Met veel liefde zien zij nu al acht jaar toe op de verbouwing van het pakhuis uit 1903 tot eerst designwarenhuis en nu fotomuseum.
De aandacht voor de oude architectuur die toch ook hedendaags gebruik mogelijk moet maken, spat van de verdiepingen. En met een gewaagde gouden nieuwbouw er bovenop, die met een trap is verbonden met het oorspronkelijke gebouw. ‘Het kusje van de nieuwbouw aan het originele gebouw’, noemen ze dat. Dit najaar, als het nieuwe museum open is, kan iedereen zien hoe goed ze zijn.
De moraal van dit verhaal? Vrouwen moeten hun werk ten minste vijf keer zo goed doen als mannen om dezelfde erkenning te bereiken. Gelukkig gaat hun dat steeds beter af.
