‘Hoe kan dat nou, mam, dat jullie foto’s van vroeger hebben?” hoorde ik laatst mijn zeven-jarige neefje aan zijn moeder vragen. ‘Jullie hadden toch helemaal geen mobieltje?’ Voor de jongste generatie is het al niet meer voor te stellen: vroeger had je voor fotograferen een apart apparaat. Laat staan dat ze weten wat een ingewikkeld procédé er in de beginperiode achter zat.
Verjaardagsfeest
Ik zie het als belangrijke taak van ons museum, dat dit jaar zijn twintigste verjaardag viert, om uit te leggen hoe fotografie zich heeft ontwikkeld. Hoe anders was het immers vroeger. In de eerste helft van de negentiende eeuw was fotografie nog voorbehouden aan specialisten, die in de weer moesten met uiterst gevaarlijke producten. Kwikdampen om het beeld te laten opkomen en chemicaliën om het beeld te fixeren. En zelfs voor die specialisten was het niet zonder gevaar. Van de Surinaamse fotograaf Augusta Curiel, die samen met haar zuster Anna een fotostudio had in Paramaribo, is bekend dat aan het eind van haar leven haar vingers helemaal waren aangetast door al die giftige stoffen.
Fotografie werd pas een iets toegankelijker medium vanaf het moment dat Kodak de eerste commerciële camera op de markt bracht in 1888 met de slogan ‘You press the button we do the rest’. Als je 100 foto’s had gemaakt op deze zogeheten Kodak boxcamera, stuurde je het hele apparaat op naar het laboratorium. Na het ontwikkelen kreeg je de afdrukken terug plus de camera met een nieuwe filmrol. Dat kostte dan omgerekend acht euro. De gemiddelde arbeider verdiende in die tijd zeven euro per week. Fotografie was dus misschien wat makkelijker en minder gevaarlijk geworden, maar het was nog verre van een toegankelijke hobby.
We maken meer en meer foto’s, maar we zijn niet allemaal fotograaf
En dat terwijl nu letterlijk iedereen fotografeert. Maar dat betekent overigens niet dat iedereen fotograaf is. Daarvoor moet je beschikken over het talent om heel goed te kunnen kijken en om meer te zien dan anderen. Zoals Rineke Dijkstra zegt: “Ik zoek altijd dat moment van natuurljjkheid, van echtheid”. Als toeschouwer moet je het kunnen geloven.’ En dan bereik je dit - weer in haar woorden: “Een foto is een platte weergave van de werkelijkheid en toch gelaagd.’ Een platte weergave van de werkelijkheid die toch gelaagd is; dat is wat zíj kan en dat maakt haar zo bijzonder. Ze weet het moment te pakken dat boven het eendimensionale uitstijgt. Voor de meesten onder ons blijft het toch bij een foto als die platte weergave. Ook dat zie ik als belangrijke opdracht van ons museum: laten zien dat iedereen tegenwoordig fotografeert, maar dat slechts enkelen fotograaf zijn.
Hoewel fotografie al zo’n 200 jaar oud is, zijn musea die zich op fotografie richten iets van de laatste decennia. De laatste tijd is het hard gegaan: van Maastricht tot Amsterdam, overal zijn fotografie-musea opgericht. Is er wel ruimte voor al die fotografie-musea, vraag je je zich misschien nu af? Jazeker wel. Want wat ook opvalt, is dat fotografie een medium is dat vele gedaanten kent. Ze is onder meer een genre van de beeldende kunst. Zo wordt ze verzameld en gepresenteerd in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Fotografie kan ook onderdeel van mediacultuur zijn, zoals wordt getoond in Museum Hilversum, dat bouwt aan een collectie nieuwsfotografie.
Het Nederlands Fotomuseum zit hier tussenin. Het toont documentaire fotografie bijvoorbeeld van Ad van Denderen van wie eind dit jaar een expositie te zien is en kunstfotografie, bijvoorbeeld van Sanja Marusic, vanaf half februari in het museum. En het toont ook fotografie als visueel historische bron, bijvoorbeeld van fotografen die lid waren van de Verborgen Camera in de Tweede Wereldoorlog zoals Emmy Andriesse en Cas Oorthuys, te zien in de Eregalerij van de Nederlandse fotografie. We vertellen die visuele verhalen die ertoe doen met exposities, publicaties en met onze app, die we steeds verder ontwikkelen.
Dit jaar vieren we onder meer met een bijzondere zomertentoonstelling onze twintigste verjaardag. We geven het museum terug aan het publiek om te markeren dat we op 19 januari 2003 de deuren openden, toen nog in de Witte de Withstraat. Inmiddels zitten we op de Wilheminkade. Maar onze missie is dezelfde gebleven: het verzamelen en tonen van fotografie uit Nederland en al die verhalen die erbij horen. Zodat ook toekomstige generaties kunnen genieten van het fotografisch erfgoed - of dat nu is gemaakt met een technische camera en een ingewikkeld procedé of met een mobieltje.
Rotterdamse wethouder cultuur Said Kasmi en directeur-bestuurder Birgit Donker met de 100 duizendste bezoeker © Fred Ernst