De afgelopen weken was het museum gevuld met verwachting. Het wemelde van de mannen van de opbouwploeg, die in de weer waren met ladders, schilderspullen en al dat andere materiaal dat komt kijken bij de installatie van drie nieuwe tentoonstellingen. Daarin nauwlettend aangestuurd door mijn collega Mira Matic, die zich had geïnstalleerd op zaal, draaiboek bij de hand.
Ik had me volop verheugd op deze periode, waarin wordt gewerkt aan iets nieuws waarvan je wel zo ongeveer maar toch niet precies weet hoe het zal worden. De belofte zit er van tevoren ingebakken. En de opbouwperiode, mijn eerste in dit museum, was nog beter dan ik had gedacht. Langzaam groeiden de lege zalen uit tot tentoonstellingen, met nieuwe wanden, vitrines, projectieschermen. En met uiteindelijk ook veel beeld, uiteraard.
In de slotfase kwamen de kunstenaars zelf om hun laatste instructies te geven, op opvallend gedetailleerd niveau. Alfredo Jaar wist precies hoe hij de beelden, zijn hommage aan fotojournalist Koen Wessing, opgehangen wilde hebben. ‘Iets verder uit elkaar. Nee, toch nog niet helemaal goed, er moet nog een centimeter extra bij. Ja, zo. Je moet ze geïsoleerd kunnen zien en toch ook alvast de volgende in je ooghoek.’ En Rein Jelle Terpstra was niet tevreden totdat er op de muren geen enkele weerkaatsing meer te vinden was van de projecties van de voorbij denderende trein op de schermen middenin de zaal.
De kunstenaars gaven rondleidingen voor de rondleiders van het museum en voor de vrijwilligers. ‘Geef bezoekers vooraf niet te veel informatie’, drukte Alfredo Jaar hun op het hart. ‘Liefst helemaal niets. Laat ze het werk ondergaan; laat ze lijden, geef ze mogelijkheid om na te denken.’ Hij noemt zijn installatie Shadows een uitnodiging om te kijken. ‘We hebben onze capaciteit om te kijken verloren door het bombardement van beelden die ons omringen. Ik smeek mensen: Blijf bij me en zie alsjeblieft hoe belangrijk individuele beelden zijn. Want beelden verhalen over gevoelens en over opvattingen over de wereld.’
Alfredo Jaar toont naast zijn installatie werk dat Koen Wessing maakte in Chili in 1973, vlak na de coup van Pinochet. Als bevlogen fotojournalist pakte Wessing het vliegtuig, onmiddellijk nadat hij van de staatsgreep hoorde. Het typeert de betrokken vakman die hij was. Op deze plek wil ik, net als tijdens mijn openingstoespraak afgelopen vrijdag, steun betuigen aan de opvolgers van Wessing die op dit moment actie voeren voor betere betaling. Fotojournalisten zijn cruciaal voor een goed functionerende democratie en verdienen waardering - moreel en financieel.
Rein Jelle Terpstra bracht tijdens zijn rondleidingen het enthousiasme over waarmee hij te werk was gegaan bij zijn project RFK funeral train - the people’s view. Het begon met een fotoboek dat hij kreeg op zijn verjaardag, met beelden van de Amerikaanse fotograaf Paul Fusco van mensen die stonden te kijken langs de spoorlijn van New York naar Washington, waarlangs het lichaam van Robert Kennedy werd vervoerd naar zijn laatste rustplaats. ‘Ik raakte gefascineerd door die foto’s, wilde weten wat die mensen langs het spoor zagen.’ Zo begon hij zijn zoektocht naar foto's, films en verhalen. Het bracht hem bij mensen die zich die dag nog levendig herinneren en die bladzijdes uit hun familie-fotoalbum scheurden om die aan hem te kunnen geven. Al met al ontstaat een beeld van politieke hoop die de grond in was geboord. Maar ook van gezamenlijke rouw en saamhorigheid. ‘Ik noem mezelf geen fotograaf’, onderstreepte Rein Jelle Terpstra. ‘Ik ben geen fotograaf. Ik organiseer beelden en onderzoek de rol van fotografie in relatie tot herinnering.’
Fotograaf Bertien van Manen had het meeste werk voor haar tentoonstelling al vorig jaar gedaan, toen ze uit de rijke museumcollectie een persoonlijke keuze maakte met werk van Paul Citroen en Lucebert. Nee, ze had niet alle 5,5 miljoen beelden bekeken, vertelde ze bij de opening. Na gesprekken met museummedewerkers was een voorselectie gemaakt waar ze uit kon kiezen. Daarbij lette ze op foto’s die niet per se uitblinken in techniek maar wel in visie. ‘Net als mijn eigen werk.’ Kijk maar naar haar eigen foto die er hangt; de afgebeelde vrouw en bloemen zijn onscherp, maar het beeld des te fascinerender.
Afgelopen vrijdagochtend was alles klaar. De bouwploeg had zijn materiaal ingepakt, de zalen waren opgeruimd, de laatste plakletters geplakt, het tapijt gezogen en alle belichting geperfectioneerd. En nu is het aan u, de bezoeker. Ik hoop dat het de komende maanden in het museum wemelt van de mensen die zich laten verrassen door wat ze zien. Om met Alfredo Jaar te spreken: ‘Kom alstublieft bij ons, en kijk.’
Wilt u reageren? Dat kan via blog@nederlandsfotomuseum.nl